Een vrouw van 34 is goed in haar werk en wordt daarom gevraagd om leiding te gaan geven aan het team. Zij voelt zich vereerd met de vraag en het lijkt haar leuk om te doen. Maar na anderhalf jaar ervaart zij steeds meer stress. Ze gaat dingen vergeten en gedraagt zich geïrriteerd, ook naar patiënten. Via de afdeling personeelszaken komt ze bij mij. De medewerkers klagen dat ze kortaf is, dat ze hen niet kan motiveren dat ze onduidelijke opdrachten geeft.
We onderzoeken wat er aan de hand is. Ze blijkt zich niet thuis te voelen in de tussenpositie die je als middenmanager nu eenmaal inneemt. Ze vindt het lastig om én de opdrachten van de organisatie in de afdeling door te voeren én ook de belangen van de medewerkers naar boven toe kenbaar te maken. We komen tot de conclusie dat ze wel heel goed is in haar vak, maar dat leidinggeven een ander vak is, waar ze niet veel aanleg voor heeft. Op mijn advies gaat ze weer als verpleegkundige werken op een andere afdeling.